Op 9 januari 2018 heeft de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad een geconcludeerd in een opmerkelijke kwestie over diefstal van stroom. De zaak is voor de tweede keer bij de Hoge Raad gekomen. Inmiddels heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan. Volgens de Hoge Raad was er wederom onvoldoende bewijs voor diefstal van elektriciteit.

De feiten en de eerste uitspraak van het Hof Den Haag

De verdachte was op 16 juni 2014 door het Gerechtshof Den Haag veroordeeld voor het telen van hennep en de diefstal van stroom. In de kweekruimte werden zijn vingerafdrukken aangetroffen op assimilatielampen. Ook werd er een peuk aangetroffen met daarop zijn DNA. In zijn auto werden assimilatielampen en kabels aangetroffen. De verdachte had aanvankelijk een beroep gedaan op zijn zwijgrecht en hij had later ontkend iets met de kwekerij te maken te hebben. Hij had ook geen namen van andere personen gegeven.

Gelet op de bewijsmiddelen en de proceshouding veroordeelde het Gerechtshof de verdachte voor hennepteelt. Ook werd hij veroordeeld voor de diefstal van de stroom die door de netbeheerder was geconstateerd.

De eerste uitspraak van de Hoge Raad

De verdachte is in 2014 voor het eerst in cassatie gegaan tegen deze uitspraak. Op 10 november 2015 kwam de Advocaat-Generaal tot de conclusie dat er op zich niets mis was met de veroordeling voor het telen van hennep, maar dat er wél een probleem zat in de veroordeling voor diefstal van stroom. Immers: er was enkel geconstateerd dat er stroom was gestolen en dat de verdachte betrokken was bij de hennepkwekerij. Uit de bewijsmiddelen bleek echter niet (uitdrukkelijk) dat de verdachte enige bemoeienis had gehad met de diefstal van stroom. Ook was de bewezenverklaring op dit punt niet nader gemotiveerd.

De Hoge Raad was het daarmee eens, en op 15 december 2015 werd de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag.

De tweede uitspraak van het Hof Den Haag

Het Gerechtshof Den Haag heeft de verdachte vervolgens op 29 augustus 2016 opnieuw veroordeeld voor diefstal van stroom. De gebruikte bewijsmiddelen waren nagenoeg hetzelfde, maar dit keer had het hof een wat uitgebreidere motivering:

De verdachte is bij arrest van 16 juni 2014 van het gerechtshof Den Haag onherroepelijk veroordeeld voor het opzettelijk telen van 317 hennepplanten in een pand aan [a-straat 1] te ‘s-Gravenhage in de periode van 11 september 2012 tot en met 24 januari 2013. Derhalve staat vast dat de verdachte beschikking had over de woning en dat hij wist dat daarin hennep werd geteeld. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat andere personen dan de verdachte bij de hennepkwekerij betrokken waren.

Voorts blijkt uit de rapportage diefstal energie gevoegd bij het proces-verbaal van aangifte dat de fraudespecialist van Stedin Netbeheer B.V. in de woning constateerde dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast en stijgleidingkast verbroken en verwijderd waren. De fraudespecialist zag tevens dat er aan de onderzijde van de hoofdzekeringen een vier aderige elektriciteitskabel was bijgeplaatst en aangesloten. Deze elektriciteitskabel zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze elektriciteitskabel werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Deze elektriciteitskabel was destijds bij het aansluiten van het pand op het elektriciteitsnet van Stedin Netbeheer B.V. niet in opdracht van Stedin Netbeheer B.V. geïnstalleerd. Bij het volgen van die elektriciteitskabel zag de fraudespecialist dat deze uitkwam in een onderverdeelinrichting van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerijen onbemeten van elektriciteit werden voorzien. De bevindingen van de fraudespecialist van Stedin Netbeheer B.V. worden ondersteund foto’s in het dossier.

Het hof overweegt dat is komen vast te staan dat de hennepkwekerij buiten de meter om van elektriciteit werd voorzien en dat het gelet op de hierboven omschreven omstandigheden aan de verdachte is om te verklaren waarom hij niet verantwoordelijk zou kunnen worden gehouden voor het illegaal afnemen van de elektriciteit ten behoeve van de door de verdachte geëxploiteerde hennepkwekerij. De verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep echter niet verschenen.

Het hof is van oordeel dat, gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal

Tegen het tweede arrest van het Gerechtshof Den Haag is de verdachte opnieuw in cassatie gegaan. De Advocaat-Generaal heeft op 9 januari 2018 geconcludeerd dat de zaak opnieuw moet worden gecasseerd.

De Advocaat-Generaal stelt voorop dat niet bewezen is verklaard dat er sprake was van braak of verbreking. Er hoeft dus niet bewezen te worden verklaard dat het de verdachte was die de meterkast heeft opengebroken en daar een illegale aansluiting heeft gemaakt. Het enkele maken van zo’n aansluiting levert nog geen diefstal van elektriciteit op (vgl. HR 24 november 2015: ECLI:NL:HR:2015:3361). Er is pas sprake van diefstal als er vervolgens een stroomverbruiker wordt aangezet die is aangesloten op de illegale aansluiting. Maar niet iedereen die betrokken is bij een wietkwekerij, maakt zich hieraan schuldig. Iemand die alleen maar de plantjes water komt geven, maakt zich nog niet schuldig aan diefstal van stroom. Zelfs niet al deze persoon weet dat de stroom illegaal wordt afgenomen.

Daarnaast merkt de Advocaat-Generaal terecht op dat het Gerechtshof de verdachte niet heeft veroordeeld voor medeplegen. Dit betekent dat bewezen is verklaard dat de verdachte de diefstal helemaal alleen zou hebben gepleegd. Er kan dus niet worden volstaan met de redenering dat de verdachte niet zelf per se een wegnemingshandeling (zoals het aanzetten van de lampen) hoeft te hebben verricht, maar dat het voldoende is dat hij nauw en bewust heeft samengewerkt met iemand die dat wél heeft gedaan.

Betrokkenheid bij hennepteelt is dus niet per definitie voldoende voor betrokkenheid bij diefstal van stroom. Om dat laatste bewezen te kunnen verklaren moet óf blijken dat het de verdachte zelf was die zich schuldig heeft gemaakt aan een wegnemingshandeling, óf dat de verdachte wist dat er stroom werd gestolen én dat hij zo nauw heeft samengewerkt met de stroomdief dat er sprake was van medeplegen van de teelt van hennep. In dat laatste geval vormt de diefstal van elektriciteit onderdeel van de samenwerking.

De Advocaat-Generaal benadrukt dat in de onderhavige kwestie volstrekt geen feiten waren vastgesteld waaruit bleek wat nou precies de rol was geweest van de verdachte bij de kwekerij. Weliswaar bleek (en was ook bewezen verklaard) dat hij zich schuldig had gemaakt aan het telen van hennep, maar niet bleek dat hij de (enige) bewoner was van de woning waar de hennepkwekerij was aangetroffen. Met andere woorden: strikt genomen had de verdachte ook iemand kunnen zijn die alleen heeft geholpen met het opbouwen van de kwekerij en die verder geen enkele betrokkenheid heeft gehad met het kweken of met de diefstal van stroom.

Het feit dat uit het dossier niet blijkt van andere verdachten zegt niet dat er geen andere betrokkenen waren. Er is simpelweg een tekort aan bewijs en het is in zo’n geval niet aan de verdachte om te bewijzen dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan een diefstal. De Advocaat-Generaal komt uiteindelijk tot de conclusie dat het Gerechtshof zich feitelijk schuldig maakt aan een omkering van de bewijslast en dat de Hoge Raad de zaak (opnieuw) dient te casseren.

De tweede uitspraak van de Hoge Raad

De Hoge Raad heeft inmiddels uitspraak gedaan. Het hoogste rechtscollege was het eens met de Advocaat-Generaal. Uit de bewijsmiddelen kan simpelweg niet worden afgeleid dat er sprake is van diefstal van elektriciteit.

Wellicht ook interessant:

Onvoldoende bewijs voor diefstal van stroom
Getagd op: